Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]Totdat ten laatste Daniel voor mij inkwam, wiens naam [16]Beltsazar is, naar den naam [17]mijns gods, in wien ook [18]de geest der heilige goden is; en ik vertelde den droom voor hem, [zeggende:] 15. Te weten toen nu de koning raad noch troost bij zijne Chaldeen vond. Het schijnt wel, indien hij bij hen [bij wie hij tevoren geen troost gevonden had] de uitlegging van zijn droom had kunnen vinden, dat hij Daniel geen raad zou gevraagd hebben, die hem nochtans tevoren zijn droom gezegd en de uitlegging gedaan had. 16. Aangaande den naam Beltsazar, zie de aantekening hfdst.1 vs.33. 17. De koning noemt zijn afgod zijnen god; waaruit wederom blijkt dat hij nu nog te dezer tijd tot den waren God niet bekeerd was. En versta hier den afgod Bel, van welken zie breder boven hfdst.1 vs.2, en Jes.46:1. 18. Dat is, een hemelse en van boven komende wijsheid en wetenschap, om te verklaren verborgen dingen en te voorzeggen toekomende dingen.